Het Nationaal Programma Landelijk Gebied schetst een strategie op hoofdlijnen, die richting geeft aan toekomstbestendige ontwikkeling van functies in het landelijk gebied en de ruimtelijke ontwikkeling van de agrarische sector, met ruimte voor agrarische functies in de voor landbouw goed geschikte gebieden, inclusief ruimte voor wonen, verbetering van leefbaarheid, luchtkwaliteit en andere onderdelen van milieu, natuur en leefomgevingskwaliteit. Met deze strategie dragen we bij aan een optimale en integrale planning van functies, opdat we schaarse ruimte efficiënt en effectief benutten ten dienste van de maatschappelijke opgaven in de gebieden. Zo kan tevens in beeld worden gebracht waar op termijn ruimte kan ontstaan voor nieuwe functies in het kader van energie en zoetwaterbeschikbaarheid. Het beoogde effect van het nationaal programma landelijk gebied is om keuzes ten aanzien van de inrichting van de leefomgeving in het landelijk gebied door publieke (en private) partijen positief te beïnvloeden.
De opgaven
De gebiedsafbakening van het NPLG is ‘alles buiten bestaand bebouwd gebied’. Er wordt gewerkt in een nationaal spoor en een gebiedsgericht spoor die elkaar beïnvloeden. In een beperkt aantal pionier gebieden wordt gestart met de gebiedsgerichte aanpak. In de pionier gebieden worden private en maatschappelijke partijen integraal betrokken. Zonder hen is het formuleren van collectieve waarden; kansen en schuurpunten; het goed betrekken van ‘de samenleving’; inzicht verkrijgen in de opgaven die vragen om een nationale aanpak belangen, en het kiezen van richting niet mogelijk. Op basis van die resultaten wordt bepaald of het meerwaarde heeft als Rijk op regionaal door te gaan, of om een landelijke strategie verder uit te werken die regio’s vervolgens zelf kunnen gaan gebruiken. De samenwerking met de Ruimtelijke Verkenning Stikstof en het Programma Natuur is van belang: de opgave tot natuurherstel en natuuruitbreiding in het kader van de aanpak stikstof is integraal onderdeel van dit Nationale programma. Samenwerking met medeoverheden is eveneens cruciaal. Niet alleen om inrichtingsopgaven per gebied scherp te inventariseren maar ook om mogelijke uitruilen en verplaatsingen van functies over het land te bespreken (‘bovenregionale/-provinciale optimalisatie’).
Uitwerking
Het programma wordt gepositioneerd binnen de uitvoeringstructuur van de NOVI en de sturing wordt conform vormgegeven. Gezien de nauwe verwantschap met de Omgevingsagenda’s worden de regionale gebiedsuitwerkingen idealiter binnen dat kader opgepakt (een te bespreken punt tijdens de komende bestuurlijke overleggen Leefomgeving). Er wordt gekeken of er in één of twee gebieden een pilot voor de gebiedsuitwerking kan worden gestart. Inzet is om te werken langs drie lijnen: Het programma wordt gepositioneerd binnen de uitvoeringstructuur van de NOVI en de sturing wordt conform vormgegeven. Gezien de nauwe verwantschap met de Omgevingsagenda’s worden de regionale gebiedsuitwerkingen idealiter binnen dat kader opgepakt. In een beperkt aantal gebieden wordt een pilot voor de gebiedsuitwerking gestart.
Inzet is om te werken langs drie lijnen:
1. Werken aan een overzicht van relevante trajecten die nieuwe of extra ruimtelijke opgaven tot gevolg hebben voor het landelijk gebied, een analyse te maken van alle opgaven in het landelijke gebied met mogelijke kansen en knelpunten in ruimtegebruik en kwaliteit.
2. Middels regionale gebiedsuitwerkingen de stapeling inventariseren van nationale en andere opgaven op het gebiedsniveau, en in beeld brengen ‘waar het schittert en waar het schuurt’: waar zitten kansen in de regio (ook om de opgaven van andere regio’s te helpen realiseren) en waar zitten de lastige keuzen om alle opgaven te realiseren. Zo proberen we gezamenlijk in beeld te krijgen wat binnen de regio mogelijk is en wat bovenregionaal of landelijk moet worden besloten.
3. Een nationale instrumentenkoffer. Vanuit de resultaten in de gebiedsuitwerkingen zal worden verkend hoe een actiever grondbeleid vorm kan krijgen en wat er aan gebiedsgerichte en mogelijk bovenprovinciale aanpak nodig is om de aankoop, ruil en afwaardering van grond ten behoeve van natuur en (extensieve) landbouw te kunnen bekostigen.
Nationale belangen waar het programma aan raakt
• 18. Voedsel- en agroproductie
• 19. Cultureel erfgoed, landschap en natuur
• 20. Natuur en biodiversiteit
Verantwoordelijk departement en betrokkenen
De ministeries BZK en LNV zijn verantwoordelijk en betrokken zijn de overige departementen, medeoverheden en maatschappelijke organisaties.